Onderstaande teksten zijn bedoeld voor medische ‘leken’; onderaan deze tekst staat een stuk speciaal bedoeld voor artsen.
(versie 31-08-2025)

De (miskende) trage schildklier: een andere kijk op hypothyreoïdie

De schildklier, een klein orgaan in de hals net onder de adamsappel, speelt een grote rol in het lichaam door belangrijke hormonen aan te maken. De twee belangrijkste hormonen zijn thyroxine (T4) en triiodothyronine (T3). T4 fungeert als een soort ‘voorraad’, terwijl T3 het actieve hormoon is dat de stofwisseling reguleert. Daarnaast wordt het schildklierstimulerend hormoon (TSH) door de hypofyse geproduceerd om de schildklier aan te zetten tot het afgeven van T4 en T3. Een verhoging van T4 en/of T3 verlaagt op zijn beurt het TSH-niveau.

Klachten bij een trage schildklier?

Bij een trage schildklier (hypothyreoïdie) wordt er te weinig schildklierhormoon geproduceerd. In de meeste gevallen ligt de oorzaak in de schildklier zelf, wat ‘primaire hypothyreoïdie’ wordt genoemd. Minder vaak is er een probleem met de hypofyse, wat leidt tot secundaire hypothyreoïdie. In deze blog richten we ons op primaire hypothyreoïdie.

De meest voorkomende symptomen van/klachten bij een trage schildklier zijn:

  • Vermoeidheid
  • Brainfog en concentratieproblemen
  • Slaapstoornissen
  • Haaruitval
  • Moeilijk te beheersen gewichtstoename
  • Kouwelijkheid
  • Verminderde weerstand
  • Menstruatiestoornissen
  • Spier- en gewrichtspijnen
  • Slikklachten en tintelingen in de handen (carpaletunnelsyndroom)
  • Vocht vasthouden, obstipatie, en apathie

Omdat de stofwisseling vertraagt, functioneert het lichaam als geheel langzamer. Niet iedereen ervaart dezelfde klachten; de ernst en aard van de symptomen kunnen sterk verschillen van persoon tot persoon.

Het stellen van de diagnose

Diagnostiek voor een trage schildklier gebeurt doorgaans via een bloedtest waarbij de TSH- en T4-waarden worden gemeten. Wanneer de TSH verhoogd is en T4 verlaagd, wordt er vaak de diagnose hypothyreoïdie gesteld. Maar wat als de waarden binnen de ‘normale’ range vallen, terwijl er toch symptomen zijn?

Hier ontstaat een probleem. Normaalwaarden zijn gebaseerd op gemiddelden van grote groepen mensen, maar wat voor een groep normaal is, hoeft dat niet per se voor een individu te zijn. Daarnaast worden dezelfde normaalwaarden gehanteerd voor alle leeftijden, wat volgens sommigen niet correct is.

Falende diagnostiek en onbegrepen klachten

Een grote groep patiënten blijft onbegrepen klachten houden omdat hun schildklierprobleem wordt gemist door deze aanpak. De bloedwaarden kunnen binnen de normaalwaarden vallen, terwijl er toch sprake is van een trage schildklier. Daarom kan met bloedonderzoek alleen bij afwijkende uitslagen worden vastgesteld dat er wel sprake is van hypothyreoïdie, maar normale uitslagen sluiten hypothyreoïdie niet uit. Een ‘goede’ uitslag bestaat bij de schildklier eigenlijk niet.
Veel mensen krijgen echter onterecht toch te horen dat hun bloeduitslagen “goed” zijn, terwijl ze klachten houden van vermoeidheid, slaapproblemen of gewichtstoename.
De klachten kunnen lijken op klachten van een vitamine B12-tekort en – in mindere mate- ook op die van een burn-out. Dit maakt het stellen van de diagnose erg lastig. Wanneer middels een schildklierproef echter blijkt dat de klachten toch door een trage schildklier veroorzaakt worden dan zou dit een ‘atypische trage schildklier’ genoemd kunnen worden.

De schildklierproef: medicatie als diagnose-instrument

Het bestaan van een atypische trage schildklier is vast te stellen middels een schildklierproef. Dit houdt in dat er gestart wordt met schildkliermedicatie (o.a. bekend als T4) in een lage dosering. De dosis wordt gewoonlijk per twee weken geleidelijk verhoogd, totdat er ofwel een verbetering van de klachten optreedt, ofwel klachten van overdosering ontstaan. Op deze manier wordt bepaald of de klachten te maken hebben met een trage schildklier.

Overdosering bij een schildklierproef komt voor als de medicatiedosering te hoog wordt, wat leidt tot klachten zoals slapeloosheid, rusteloosheid, hartkloppingen en vocht vasthouden. Dit gebeurt meestal na een verhoging van de dosis, maar deze symptomen verdwijnen doorgaans binnen enkele dagen zodra de dosis wordt verlaagd. Het klinkt dus erger dan het is.

T3-hypothyreoïdie en combinatietherapie

De standaardtherapie voor een trage schildklier bestaat uit T4-medicatie. Het lichaam moet dit omzetten naar T3 om effect te hebben. Bij sommige mensen verloopt deze omzetting echter niet goed, waardoor zij ondanks voldoende T4 nog steeds klachten houden. In deze gevallen kan een combinatiebehandeling met T3-medicatie helpen.

T3-medicatie wordt pas gestart wanneer een optimale T4-dosering is bereikt en er toch nog symptomen zijn. Dit is een proefbehandeling, net als bij T4, waarbij de dosering geleidelijk wordt verhoogd totdat er verbetering optreedt.

Geduld en doorzettingsvermogen

Een schildklierproef kan lang duren. Bij sommige patiënten verbetert de situatie snel met een lage dosis schildkliermedicijn (soms al bij de allereerste dosering!), terwijl anderen pas na maanden van ophogen en aanpassen verbetering zien. Soms kan de proef zelfs tot zes maanden duren, afhankelijk van verschillende factoren, zoals andere ziekten of bijwerkingen van de medicatie.

Hoewel het een tijdrovende en soms frustrerende weg kan zijn, kan een goede behandeling voor een trage schildklier een wereld van verschil maken. Voor patiënten die de juiste balans in hun medicatie vinden, kunnen veel klachten verdwijnen en keert de energie terug.

Zwangerschap en combinatietherapie

Bij vrouwen met een zwangerschapswens of tijdens de zwangerschap is het essentieel dat er voldoende T4 in de bloedbaan aanwezig is voor de ontwikkeling van de hersenen van de foetus. T3-medicatie wordt tijdens de zwangerschap vaak afgeraden, omdat het de placenta niet passeert en dus niet bijdraagt aan de ontwikkeling van het kind. Toch kan het in sommige gevallen noodzakelijk zijn om combinatietherapie te blijven gebruiken en dit hoeft geenszins een bezwaar te zijn voor de foetus mits de juiste hoogte van de T4 maar gewaarborgd blijft.

Conclusie

Een trage schildklier kan een grote impact hebben op de algehele gezondheid en levenskwaliteit. Helaas wordt de diagnose vaak gemist door de beperkingen van bloedonderzoeken. Voor veel mensen kan een schildklierproef met medicatie uitkomst bieden, maar dit vereist geduld en zorgvuldige begeleiding. Het is een proces van finetunen, waarbij uiteindelijk een passende behandeling kan zorgen voor een aanzienlijk betere gezondheid en welzijn.

Blijf alert op je symptomen, luister naar je lichaam, en aarzel niet om hulp te zoeken als je vermoedt dat je schildklier niet optimaal werkt.

Collega info over mijn aanpak van hypothyreoidie

Onderstaande tekst is bedoeld voor artsen. Hierboven hebben artsen zich wellicht kunnen verbazen over mijn aanpak van de schildklier en over de grote verschillen met de NHG-standaard schildklieraandoeningen. Hieronder volgt een uitleg voor hen.

 NHG-standaard schildklieraandoeningen
Het klopt dat mijn aanpak wezenlijk verschilt van de NHG-adviezen met betrekking tot schildkliertherapie.
De NHG adviezen met betrekking tot hypothyreoidie kunnen in het kort samengevat worden met:
1)De TSH is een betrouwbare maat om een hypothyreoidie te bevestigen of uit te sluiten. (Detail 10; Een Detail is een toelichting van een bepaalde  stelling in de standaard)
2) Er wordt gestreefd naar een TSH-waarde en T4-waarde in de normale range en
er wordt naar gestreefd dat de klachten over zijn of zo gering mogelijk zijn. (Detail 14)
3) De behandeling wordt uitgevoerd met levothyroxine. Voor een combinatie met cytomel- liothyronine ontbreekt het bewijs met betrekking tot de meerwaarde. (Detail 19)

Mijn aanpak
– Ik behandel ook klinische hypothyreoidie bij biochemische euthyreoidie want de TSH, noch de T4 is een betrouwbare indicator voor het vaststellen van een hypothyreoidie.
– Optitrering van levothyroxine tot TSH waarden van 0.04 (!) bij 60-plussers en eventueel lager bij -jongeren.
– Combinatietherapie kan weldegelijk zinvol zijn en die pas ik ook toe.

Verouderde standaard
Alvorens de verschillen in detail te bespreken moet er op gewezen worden dat de standaard schildklierklachten al behoorlijk oud is (2013). Later in mijn  bespreking zal ik met citaten en referenties komen die de uitgangspunten van de standaard ondergraven, maar die zijn allen van recentere datum dan de standaard.

Bespreking
1) De TSH wordt door de standaard gezien als een gevoelige test met een hoge sensitiviteit en specificiteit: beiden 90-100%.
Allereerst: hoe logisch klinkt het eigenlijk dat dit zo is? De onlogica van deze visie valt met name op wanneer we dit vergelijken met de diagnostiek van Diabetes Mellitus (DM). Voor diagnostiek en follow-up van DM worden glucose en hba1c gebruikt. We gebruiken geen hormoonspiegels: insuline en/of  glucagonspiegels maar kijken direct naar het effect van deze hormonen- de markers.
Bij de schildklier hebben we helaas geen betrouwbare marker(s), we bepalen echter ook niet het uiteindelijk effectieve hormoon-T3 en zelfs niet het voorraadhormoon T4 (dat uiteindelijk in T3 omgezet moet worden om werkzaam te kunnen zijn) maar moeten volgens het NHG uitsluitend naar het TSH kijken; een afgeleide (TSH) van een afgeleide (T4) van een afgeleide (T3) …….dat moet wel mis gaan en dat blijkt inmiddels ook zo te zijn.
De standaard geeft voor de onderbouwing van de sensitiviteit en specificiteit van de TSH één referentie op. Het gaat hierbij echter niet om de correlatie tussen klachten en laboratoriumuitslagen maar het gaat hierbij om de overgang van een oudere naar een nieuwere TSH test. De testen worden met elkaar vergeleken. De nieuwe test  blijkt veel kosten-effectiever te zijn bij dezelfde resultaten aks de oude test.
Zie verder de lijst met citaten en referenties: er wordt tegenwoordig fundamentele kritiek geleverd op de dominante positie van de TSH. Die positie is werkelijk volledig onterecht en leidt tot misleidende diagnostiek en therapie met ontevreden patiënten en endocrinologen als gevolg.

Let wel: mijn aanpak gaat niet speciaal over subklinische hypothyreoidie. De subklinische hypothyreoidie is een laboratoriumdiagnose zonder dat er gekeken wordt naar relevante klachten. De referenties die de standaard aanhaalt bij de subklinische hypothyreoidie hebben het ook überhaupt niet over klachten maar alleen over de gevonden lab-waarden want ja, het heet toch ook sub-klinisch….
In dit stukje gaat het over patiënten met klachten die zouden kunnen passen bij hypothyreoidie maar die volgens hun lab-uitslagen euthyreoot zijn of een ‘subklinische hypothyreoidie’  hebben.  
Dit laatste is natuurlijk wat raar. Want sub-klinisch hoort immers, volgens de naamgeving, niet met klachten gepaard te gaan. Maar nogmaals, het betreft hier dus een laboratoriumdiagnose die uiteraard al of niet met klachten gepaard kan gaan.

Mijn ervaring met enkele honderden patiënten is dat het inderdaad klopt dat TSH en T4 in het geheel geen uitsluitsel geven over de klinische diagnose hypothyreoidie. Zij zijn wel betrouwbaar wanneer de uitslagen buiten de groepsreferentiewaarden vallen maar niet wanneer zij erbinnen vallen. Het is naar mijn ervaring onmogelijk om op grond van laboratoriumuitslagen te stellen dat de schildklier goed functioneert. En om deze reden stel ik regelmatig een proefbehandeling in bij klachten die doen denken aan hypothyreoidie maar waarbij de laboratoriumwaarden ogenschijnlijk prima zijn.

2) Het doel van de therapie is dus volgens de standaard om normale waarden van TSH en T4 na te streven.
Waar is dit op gebaseerd? Dit is gebaseerd op consensus binnen de standaard-werkgroep want zo vermeldt de werkgroep eerlijk bij de detaillering: er zijn onvoldoende goede onderzoeken naar de streefwaarde.
In feite is het dus onbekend wat een goede instelling is. Persoonlijk richt ik mij op de uitkomsten van de referentie 49) waarbij bij een groot retrospectief onderzoek gevonden werd dat een TSH van
0.04 (!) probleemloos is met betrekking tot het risico op atriumfibrilleren en osteoporose bij 60-plussers. Heel wat lager dus dan het NHG-consensusvoorstel.

Dit laatste is ook conform mijn klinische ervaring hiermee. Bij 60-plussers moet je je hierop (minimaal 0.04)  richten. Wordt de TSH lager dan voelen zij zich overgesuppleerd. Bij jongeren geld dit helemaal niet. Bij dertigers en vaak ook veertigers is een TSH van <0.005 doorgaans probleemloos. En welke dertiger of veertiger krijgt er nou atriumfibrilleren? Sterker nog, er zijn patiënten binnen deze leeftijdsgroep die zich pas goed voelen bij een T4 van>30 en een TSH van <0.005. Is dit placebo of voelen de artsen zich hier, zoals we nog zullen zien op onterechte gronden, alleen maar ongemakkelijk bij.
  
3) De combinatietherapie wordt in detail 19 van de standaard nader besproken. Er wordt 1 referentie opgevoerd: no 75; een review die trials met betrekking tot combinatietherapie bespreekt. Hierbij worden 2 groepen vergeleken. De ene krijgt monotherapie; de andere een combinatietherapie: resultaat: geen verschil.  Deze opzet lijdt echter aan het probleem van de ‘one size fits all’.  
Het klopt weliswaar helemaal dat de combinatietherapie niet superieur is aan de monotherapie met levothyroxine, maar het probleem is dat dit niet voor iedereen geldt. Er is een kleinere groep waarvoor het omgekeerde geldt. Aangezien die laatste groep kleiner is dan de eerste lijkt het door de opzet van de onderzoeken alsof die groep helemaal niet bestaat.
Endocrinologen die de combinatietherapie toepassen doen dit alleen bij patiënten bij wie de monotherapie onvoldoende werkzaam is. Het gaat bij hen dus om een geselecteerde patiëntengroep. De trials misten deze nuance en komen weliswaar tot terechte uitspraken voor de totale patiëntengroep maar niet voor een geselecteerde patiëntengroep en er vindt vervolgens een onterechte generalisatie van de bevindingen plaats.

Ben ik de enige die zo werkt? Nee!
Ik dacht een aantal jaren dat ik de enige arts ter wereld was die zo werkt totdat ik in de zomer van 2025 op pubmed onderzoek deed.  Wie in pubmed  op ‘Thesis’ zoekt vindt uitkomsten van enquetes onder Europese en niet-Europese endocrinologen die tussen 2021-2025 gehouden werden om te zien of zij de internationale richtlijnen volgen. Tientallen procenten van endocrinologen doen dat niet met betrekking tot combinatietherapie en therapie bij klinische hypothyreoidie bij euthyreote laboratoriumwaarden. De uitkomsten verschillen per land. Tjechië lijkt de kroon te spannen qua aantal afwijkingen van de richtlijnen.
Ik ben dus absoluut niet de enige die zo werkt en de onderbouwing van deze opmerkelijke bevinding lijkt te vinden te zijn in het artikel waaraan de citaten en referenties ontleend zijn.

Citaten en referenties met betrekking tot een individuelere benadering van de schildklier

In deze citaten staan referenties genoemd; referenties staan onderaan en kunnen via pubmed verkregen worden. Soms als gratis artikel.

A literature search was performed on PubMed in April 2019 with the English search terms ‘hypothyroidism AND levothyroxine treatment’ and a focus on more recent publications within the last 5 years, retrieving 1569 references. There were 225 published prospective and 287 retrospective studies identified over the last decade. Titles, abstracts, and selective full texts were screened by the authors with a focus on obtaining novel insights into pharmacological properties, efficacy, efficiency in practical use, and adverse effects. Thematic review articles were prioritised over citing multiple single studies. Unlike in previous systematic reports and meta-analyses on the topic, prior classification according to evidence-based medicine was not a limitation for selection, because high-ranking evidence may be equally compromised for more fundamental reasons and due to particularities unique to thyroid parameters, discussed later, such as individuality index, lack of ergodicity, and interlocking homeostatic equilibria. When dealing with current controversies and unresolved issues, we employed mathematical principles, methodological rigour, and subjective judgment.

…………………………………

‘As a laboratory test, third-generation TSH assays perform very well, yielding sensitivities above 95% and specificities between 93 and 97%.(60,75,76) However, this excellent test performance does not equivalently translate into diagnostic performance, as diagnostic accuracy in post-test probability also depends on disease prevalence.77 When screening a population with a 1% prevalence of hypothyroidism without any further information with a 97% accurate test, the post-test probability for a person with a positive test result to be truly hypothyroid is only 24%.77 TSH measurements must therefore be critically reviewed in the context of the specific situation considering the patient’s full history and presentation.’

For these fundamental reasons, the TSH reference range obtained in a healthy population cannot be used as a reliable indicator for an individual person’s true thyroid status.59 Nor can it define requirement of treatment alone and serve as adequate target for LT4 therapy.64

Lack of generality and requirement for individualisation

Population-based reference ranges, although able to describe the distribution of thyroid parameters in populations, are by design unable to reliably define the thyroid status at the individual level. Applying averaged findings from a population requires their applicability to each and every member of it.9092 As a mathematical prerequisite for a generalisation from the population to the personal level – specified in the framework of ergodicity90 – all subjects are required to share the population moments. This does not hold true for TSH and thyroid hormones where trait-like differences in the genetically determined and conditionally modified setpoints prevail amongst individuals with structural change occurring over time.

The consequences are far reaching. Disease transition must be redefined according to criteria of structural change amongst the system parameters. The latter constitute trait-like characteristic of each subject and produce personally defined boundaries for TSH and thyroid hormones (Figure 1b). The appropriateness of a TSH response is defined by adjusted setpoints, not by statistically invariant relationships.64 Patients follow individual trajectories from the euthyroid to the hypothyroid state or vice versa when treated with LT4.93 This behaviour produces a wide ‘grey’ zone at the population level where the thyroid state is imprecisely defined for an individual (Figure 1). In that grey zone, ranging from approximately 2 to 10 mIU/L TSH, it is virtually impossible to determine the underlying thyroid status from a TSH measurement alone.

The resulting ambiguity and limited value of TSH measurements in defining the euthyroid status has been convincingly documented by large epidemiological studies. For instance, a systematic review concluded that higher circulating FT4 levels, but not TSH levels, were associated with an increased risk of incident atrial fibrillation in euthyroid individuals.94,95 A prospective study in LT4-treated athyreotic patients with thyroid cancer found that patients with mildly suppressed TSH levels were closest to euthyroid, whereas TSH levels within the reference range were still indicative of tissue hypothyroidism in these patients as determined by surrogate markers.96

The current state of affairs has left both practitioners and patients increasingly dissatisfied. A large online survey amongst thyroid patients conducted by the American Thyroid Association revealed widespread dissatisfaction with standard LT4 treatment, and in their subjective view, respondents indicated a preference for satisfying alternatives.97 In another recent survey amongst members of the American Thyroid Association, most thyroid specialists favourably considered therapies alternative to LT4 treatment in hypothyroid patients, but which are not endorsed by official society guidelines.11

It has become increasingly apparent that a historic experiment using an ill-founded ‘one size fits all’ approach and a simplistic TSH-centred method for defining a prevalent disease such as hypothyroidism has failed.98 TSH measurement cannot be dissociated from either the clinical presentation of the patient, the specific underlying condition it applies to, its intricate interlocking pattern with thyroid hormones, or its personal trait-like nonergodicity (Figure 1).

…………………….

Dose adequacy
Guidelines have recommended using the population’s reference range of TSH as a treatment target, assuming the pituitary gland of a patient would under all circumstances reflect a correct assessment of the respective thyroid status of the individual.7,155 However, upon closer scrutiny, this strategy and assumption does not hold up. The equilibria between FT3, FT4, and TSH have been shown to be strongly displaced in patients receiving LT4 treatment after thyroidectomy compared to their previous healthy state. Because LT4 treatment fails to re-enact normal euthyroid physiology, based on physiological principles discussed earlier, a disconnect between the FT4–TSH feedback and T3 production arises in these patients receiving LT4, which persists even when sufficient amounts of LT4 are supplied to apparently restore biochemical euthyroidism.88,112,156 Measurement of pituitary TSH can therefore not be regarded as an adequate measure of thyroid hormone-controlled homoeostasis during LT4 treatment.64 If anything, serum FT3 serum concentrations, but not TSH, appear to be the most useful single biochemical indicator for symptom relief in patients treated with LT4, except for patients with concomitant non-thyroidal illness (low-T3 syndrome) where T3 measurements are compromised or in rare syndromes of thyroid hormone resistance.63,95,156

Conclusions
Recent surveys have highlighted considerable dissatisfaction with the standard LT4 treatment of hypothyroidism and indicated a willingness of most thyroidologists, depending on case presentation, to circumvent treatment recommendations endorsed by current guidelines.11 Expression of strong diverging patient and expert opinions coincides with recent advances in our understanding of thyroid hormone regulation in health and disease.97,186 A long-held tenet has been falsified that replacing only the prodrug LT4 in the treatment of primary hypothyroidism in a dose guided by the TSH reference range in thyroid health, would under all circumstances guarantee derivation of adequate amounts of T3 by various organs for their autonomous utilisation and proper functioning.33,36,85,117,187 The unexpected collapse of the conventional reference system, particularly for TSH,88 in the treatment situation makes current biochemical definitions of hypothyroidism unreliable tools for guiding substitution therapy of the deficiency. This requires a thorough reassessment of basic principles applicable to LT4 use in patient care, extending statistical aggregation of population results obtained from many epidemiological studies that are not readily applicable to the individual level.91 Trait-like personal markers such as setpoints, together with a renewed focus on clinical disease definition and tissue markers of hypothyroidism, may offer a future perspective for making personalised treatment decisions.66,159 Apparent shortcomings in the standard therapy with LT4, discussed in this and other reviews, should stimulate more interest in the development of modern T3-based drugs, such as slow-release T3 preparations.

11, 33,3659,63,64,66, 85,88,90, 91 93-96,97,98, ,112,117,156 ,159, 186,187,  

11.Jonklaas J, Tefera E, Shara N. Prescribing therapy for hypothyroidism: influence of physician characteristics. Thyroid. 2019;29:44–52. doi: 10.1089/thy.2018.0369. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

33.Saravanan P, Visser TJ, Dayan CM. Psychological well-being correlates with free thyroxine but not free 3,5,3′-triiodothyronine levels in patients on thyroid hormone replacement. J Clin Endocrinol Metab. 2006;91:3389–3393. doi: 10.1210/jc.2006-0414. [DOI] [PubMed] [Google Scholar]

36.Winther KH, Cramon P, Watt T, et al. Disease-specific as well as generic quality of life is widely impacted in autoimmune hypothyroidism and improves during the first six months of levothyroxine therapy. PLoS One. 2016;11:e0156925. doi: 10.1371/journal.pone.0156925. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

59.Hoermann R, Midgley JEM, Larisch R, Dietrich JW. Homeostatic control of the thyroid-pituitary axis: perspectives for diagnosis and treatment. Front Endocrinol (Lausanne) 2015;6:177. doi: 10.3389/fendo.2015.00177. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

63.Chatzitomaris A, Hoermann R, Midgley JEM, et al. Thyroid allostasis-adaptive responses of thyrotropic feedback control to conditions of strain, stress, and developmental programming. Front Endocrinol (Lausanne) 2017;8:163. doi: 10.3389/fendo.2017.00163. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

64.Hoermann R, Midgley JEM, Larisch R, Dietrich JW. Recent advances in thyroid hormone regulation: toward a new paradigm for optimal diagnosis and treatment. Front Endocrinol (Lausanne) 2017;8:364. doi: 10.3389/fendo.2017.00364. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

66.Hoermann R, Midgley JEM, Larisch R, Dietrich JW. Advances in applied homeostatic modelling of the relationship between thyrotropin and free thyroxine. PLoS One. 2017;12:e0187232. doi: 10.1371/journal.pone.0187232. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

85.Hoermann R, Midgley JEM, Larisch R, Dietrich JW. Integration of peripheral and glandular regulation of triiodothyronine production by thyrotropin in untreated and thyroxine-treated subjects. Horm Metab Res. 2015;47:674–680. doi: 10.1055/s-0034-1398616. [DOI] [PubMed] [Google Scholar]

88.Hoermann R, Midgley JEM, Larisch R, Dietrich JW. Is pituitary TSH an adequate measure of thyroid hormone-controlled homoeostasis during thyroxine treatment. Eur J Endocrinol. 2013;168:271–280. doi: 10.1530/EJE-12-0819. [DOI] [PubMed] [Google Scholar]

90.Molenaar PCM, Campbell CG. The new person-specific paradigm in psychology. Curr Direct Psychol Sci. 2009;18:112–117. https://doi.org/1111/j.1467-8721.2009.01619.x. [Google Scholar]

91.Fisher AJ, Medaglia JD, Jeronimus BF. Lack of group-to-individual generalizability is a threat to human subjects research. Proc Natl Acad Sci USA. 2018;115:E6106–E6115. doi: 10.1073/pnas.1711978115. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

93.Leow MKS, Goede SL. The homeostatic setpoint of the hypothalamus-pituitary-thyroid axis–maximum curvature theory for personalized euthyroid targets. Theor Biol Med Model. 2014;11:35. doi: 10.1186/1742-4682-11-35. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

94.Chaker L, Heeringa J, Dehghan A, et al. Normal thyroid function and the risk of atrial fibrillation: the Rotterdam study. J Clin Endocrinol Metab. 2015;100:3718–3724. doi: 10.1210/jc.2015-2480. [DOI] [PubMed] [Google Scholar]

95.Baumgartner C, Da Costa BR, Collet TH, et al. Thyroid function within the normal range, subclinical hypothyroidism, and the risk of atrial fibrillation. Circulation. 2017;136:2100–2116. doi: 10.1161/CIRCULATIONAHA.117.028753. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

96.Ito M, Miyauchi A, Hisakado M, et al. Biochemical markers reflecting thyroid function in athyreotic patients on levothyroxine monotherapy. Thyroid. 2017;27:484–490. doi: 10.1089/thy.2016.0426. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

97.Peterson SJ, Cappola AR, Castro MR, et al. An online survey of hypothyroid patients demonstrates prominent dissatisfaction. Thyroid. 2018;28:707–721. doi: 10.1089/thy.2017.0681. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

117.Dietrich JW, Midgley JEM, Larisch R, Hoermann R. Of rats and men: thyroid homeostasis in rodents and human beings. Lancet Diabetes Endocrinol. 2015;3:932–933. doi: 10.1016/S2213-8587(15)00421-0. [DOI] [PubMed] [Google Scholar]

156.Larisch R, Midgley JEM, Dietrich JW, Hoermann R. Symptomatic relief is related to serum free triiodothyronine concentrations during follow-up in levothyroxine-treated patients with differentiated thyroid cancer. Exp Clin Endocrinol Diabetes. 2018;126:546–552. doi: 10.1055/s-0043-125064. [DOI] [PubMed] [Google Scholar]

98.Midgley JEM, Toft AD, Larisch R, Dietrich JW, Hoermann R. Time for a reassessment of the treatment of hypothyroidism. BMC Endocr Dis. 2019;19:37. doi: 10.1186/s12902-019-0365-4. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

112.Bianco AC, Salvatore D, Gereben B, Berry MJ, Larsen PR. Biochemistry, cellular and molecular biology, and physiological roles of the iodothyronine selenodeiodinases. Endocr Rev. 2002;23:38–89. doi: 10.1210/edrv.23.1.0455. [DOI] [PubMed] [Google Scholar]

159.Goede SL, Leow MKS, Smit JW, Klein HH, Dietrich JW. Hypothalamus-pituitary-thyroid feedback control: implications of mathematical modeling and consequences for thyrotropin (TSH) and free thyroxine (FT4) reference ranges. Bull Math Biol. 2014;76:1270–1287. doi: 10.1007/s11538-014-9955-5. [DOI] [PubMed] [Google Scholar]

186.Ebook: Homeostasis and allostasis of thyroid function. Dietrich JW, Midgley JEM, Hoermann R, editors. Front Endocrinol (Lausanne) 2018;9:287. doi: 10.3389/978-2-88945-570-6. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

187.McAninch EA, Bianco AC. New insights into the variable effectiveness of levothyroxine monotherapy for hypothyroidism. Lancet Diabetes Endocrinol. 2015;3:756–758. doi: 10.1016/S2213-8587(15)00325-3. [DOI] [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]