Inzichten HM10

Hepar Magnesium D10 begrijpen
Hierna volgt als eerste een artikeltje dat ik ooit voor een patiëntenbrief schreef gevolgd door een toelichting met betrekking tot de achtergronden van waaruit dit artikeltje geschreven is. Daarna volgt een stukje waarvoor kennis van de biochemie noodzakelijk is. Het is speciaal voor collega’s geschreven. Zie ook het hoofdstuk over productinformatie . Lees meer bij www.nl.wikipedia.org/wiki/Magnesium en www.vitamine-info.nl/mineralen/magnesium.

1A Uit : Patientenbrief Wagd herfst 2004
Want wat is magnesium ? Het is door en door een licht-element. Lichter nog dan de zon; derhalve werd het ooit in de fotografie toegepast. Gebruikt als flitslicht geeft het op klaarlichte dag nog slagschaduwen. Een bijzondere ervaring voor wie hier getuige van kan zijn ; helaas echter een zeldzame ervaring . Waar vinden we echter de meeste magnesium dagelijks om ons heen ? Ongelooflijk maar waar : in het bladgroen van de ons omringende plantenwereld. Zorgt het magnesium als metaal in haar verbranding voor een helder licht , in haar veel vanzelfsprekender voorkomen in de plantenwereld verschijnt zij in een groen gewaad. Ziet u in een heldere zee naast het blauw ook een groene waas van het plankton dan mag U dankbaar wezen want dan kijkt U naar een zeer belangrijke magnesiumfunctie : aan deze levenslaag in de bovenste delen van de zeeën en oceanen danken wij ( naast de regenwouden ) de zuurstof in de atmosfeer . Groen is zij ook in het prachtige olivijn / chrysolith als magnesium/ ijzersilicaat .Het olivijn stamt uit de aardmantel die zich op ± 30 km diepte onder de basaltlagen van de aarde bevindt. Door vulkanische activiteiten kan het met de basalt aan de aardoppervlakte komen.Wit is zij , gelukkig maar , wederom in het dentine van onze tanden waar zich 50 % van het magnesium in ons lichaam bevindt. In kinderbotten komt het meer voor als in volwassen botten ; dezen moeten natuurlijk ook meer groeien en dat brengt ons meteen naar de taak van het magnesium.

Samenvattend kun je van magnesium zeggen dat het een levensbrengster is. Magnesium maakt het de plant mogelijk m.b.v. zonlicht druivensuiker te maken en hiervan weer haar gehele verder lichamelijkheid van koolhydraten tot vetten , eiwitten , cellulose en tenslotte hout. Tegelijkertijd komt hierbij het zuurstof vrij. Langs 2 wegen zorgt het magnesium dan ook voor ons leven nl. Enerzijds via alle voeding die , ook als dat vlees is , uiteindelijk van de planten stamt en anderzijds via onze ademhaling waarlangs wij de zuurstof inademen.
Het mag dan ook niet verwonderen dat er van de magnesium-injecties een vitaliserende werking uit gaat. Het is alsof onze levensprocessen herinnerd worden aan hun oorsprong en zich hierdoor verfrist voelen.
Wie zich magnesium als een wezen wil voorstellen zou kunnen denken aan een in fris heldergroen geklede lichtende jongeling of jongedame ; of als lichtschittering op een rustig kabbelende zee; zo kan het verfrissende , vitaliserende beleefd worden. Als groene waas van de oceanen en de bossen kan ook ; zo wordt het verdroomde van de levenskrachten beleefd . En zo zijn er nog meer beelden die kunnen helpen in de juiste stemming te komen bij de omgang met magnesium.
Wat heeft dit met het hart te maken (…..de relatie die ik in het vorige artikel legde) ? Het middel heet namelijk niet cor ( hart )/ magnesium maar hepar ( lever) / magnesium en het stond de bedenkers van deze geneesmiddel-combinatie ervan duidelijk voor ogen dat het magnesium met de levenskrachten , die in de lever hun centrum vinden ,verbonden dient te worden . Dit laatste is, gezien de vitaliserende werking van magnesium, ook logisch.
Je zou echter kunnen zeggen dat de magnesium vitaliserend werkt middels haar relatie met het licht ; het werkt via de lichtstofwisseling . En welke kracht in ons maakt het ons mogelijk deze lichtstofwisseling te beheersen ? Dat is ons Ik , zoals ik in het artikel over najaarsziekten in 2004 ( wat U uiteraard zorgvuldig bewaard hebt ) uitgelegd heb.
En wat is het orgaan waarlangs ons Ik bij voorkeur werkt ? U raadt het al : ons hart. Het hart is niet alleen het centrum van de warmte , maar ook het centrum van het Ik en daarmee van de lichtstof-wisseling en tenslotte nog het centrum van de bloedsomloop waarin dit vloeibare geneesmiddel direct geinjecteerd wordt. Reden genoeg om bij dit middel dus niet alleen aan de lever , maar ook aan het hart te denken.”


Aangezien dit stukje voor een kleinere patiëntengroep geschreven werd die al eerder stukjes gelezen had zijn in dit stukje zonder verdere toelichting aan aantal antroposofische begrippen verwerkt.
Voor een uitgebreidere uitleg van antroposofie kunt u het beste te rade gaan bij www.antroposofie.nl ; hier vindt u informatie over de antroposofische vereniging.
Voor een uitgebreidere uitleg over antroposofische geneeskunde kunt u het beste te rade gaan bij de sites van de nvaa of de nvaz.
Ik zal mij hier beperken tot een aantal in dit stukje gebruikte begrippen en ideeen.

1B Achtergronden bij vorige stukje
Fenomenologie en proceswerking
Allereerst valt natuurlijk de manier op waarmee over magnesium geschreven wordt. Er wordt niet verwezen naar allerhande magnesiumhoudende stoffen in het lichaam maar er wordt gekeken naar de gedragingen van magnesium in de dode en levende natuur om ons heen. Dit is het magnesiumproces. Aan de hand van dit magnesiumproces wordt getracht tot een wezensbeeld te komen van magnesium. Deze wijze van benaderen die niet naar microscopisch of biochemisch-analytisch gevonden details kijkt maar naar de gedragingen van stoffen, naar het proces , wordt wel ‘fenomenologie’ of een fenomenologische benadering genoemd . Het is een van de typische pijlers van het wetenschappelijke streven van de antroposofie in het algemeen en in dit geval dus ook van de antroposofische geneeskunde.
Vervolgens vindt er een gedachten vorming plaats waar een dergelijk natuurproces in het menselijk organisme haar plek zou kunnen hebben.

Levenskrachten en Lever
Er wordt aangesloten bij reeds voorheen bestaande opvattingen in de antroposofische geneeskunde over het functioneren van het menselijk lichaam en in dit geval bij de levenskrachten die in de lever hun centrum zouden vinden. In de reguliere geneeskunde zult u nooit iets te horen krijgen over onze levenskrachten en wel eenvoudigweg omdat die volgens de reguliere geneeskunde, die de enige geneeskunde is die aan de universiteiten geleerd wordt, ook niet bestaan. Men gaat ervan uit dat leven geen zelfstandige entiteit is, en dat het al of niet in leven zijn van een wezen volledig door de stoffelijk-biochemische processen verklaard kan worden.
Antroposofen en antroposofische artsen denken dat dit laatste niet het geval is,maar dat er wel degelijk voor levenskrachten een aparte plek ingeruimd dient te worden in het medisch denken. Het gaat simpelweg om een heel oud vraagstuk . Laat een geheel zich verklaren door de som der delen of is het geheel meer dan de som der delen. Is een gedemonteerd vliegtuig in wezen hetzelfde als een gemonteerd vliegtuig ? Bij een vliegtuig is die vraag simpel met ‘nee’te beantwoorden ; in de biologie en geneeskunde blijkt die vraag voor velen niet zo simpel met ‘nee’ te beantwoorden te zijn.
Dat deze levenskrachten in de lever hun centrum hebben is een gedachte die niet direct uit de fenomenologie volgt . Waarom zouden dat immers ook niet de geslachtsorganen kunnen zijn .
Daarvoor zijn meer inzichten nodig en een van de wegen om hier tot meer inzicht te komen zijn in de antroposofische geneeskunde de onderzoeksresultaten van de wetenschappelijk gevormde helderziende Rudolf Steiner. Deze vorm van wetenschappelijk onderzoek werd door hem geesteswetenschap genoemd i.t.t. natuurwetenschap. Helaas is deze vorm van onderzoek tot nu toe eenmalig gebleken ; hoewel hij zich moeite getroostte ook anderen te leren hoe zij hier toe konden komen.
Op zich is het verder niet moeilijk in te zien dat de lever met de levenskrachten te maken heeft. Het is het opbouworgaan bij uitstek in ons lichaam, centrum van eiwit,suiker en vetstofwisseling; hier wordt lichaamsvreemde voeding uit de darm lichaamseigen gemaakt . De naamgeving tendeert ook al naar het woord leven ; het is als hulp gemakkelijk afgeleid te denken van het woord ‘belever’. De lever beleeft a.h.w. ons lichaam ; voorziet het van leven. Levenskrachten worden in ons lichaam voorts gedragen door een waterig milieu . Ons lichaam bestaat al naar gelang onze leeftijd gemiddeld uit 70% water en het valt niet moeilijk in te zien dat de lever binnen ons lichaam ook tot de meer waterig slappe organen hoort. Ook in de natuur om ons heen is dat zo ; voor planten is naast licht ook water onontbeerlijk.
Het stukje over het hart gaat slechts indirect over HM10 en zal ik verder niet toelichten. Soortgelijke gedachten zijn hierover te formuleren.

Proceswerking en potenties
Het hele bijzondere van dit middel is nu en dit is ook de reden om dit hoofdstuk over het begrijpen van HM10 toe te voegen, het hele bijzondere is dat dit middel zich zo goed en wellicht zelfs uitsluitend langs deze fenomenologisch-geesteswetenschappelijke weg laat begrijpen terwijl het langs reguliere weg totaal onbegrijpelijk blijft wat mensen er toe bewogen heeft dit licht/levensmiddel te ontwerpen wat dan uitgerekend bij een lichttekort-ziekte als wintermoeheid ( zie volgende hoofdstuk: wintermoeheid) ook nog eens optimaal werkt.

Het onbegrijpelijke voor reguliere artsen is de geringe hoeveelheid magnesium die er geïnjecteerd wordt bij een D10 potentie. Ik schat dat u, wanneer u ook maar 1 blaadje sla, of een andere groene groente, eet, al meer magnesium tot u neemt dan bij een injectie HM10. Tegelijkertijd is het ook duidelijk dat het eten van groene groente geen effectieve therapie is voor wintermoeheid en andere moeheidsziekten. Gewone,stoffelijke, ongepotentieerde hoeveelheden magnesium kunnen effectief zijn tegen spierkrampen en tegen verstopping maar zijn dat niet tegen moeheid. Hoe het kan dat een middel in een dergelijk middel toch werkt?

Waarom het uitgerekend hepar en magnesium zijn die werken heb ik reeds uitgelegd ; dat het niet om de stoffelijke werking maar om de proceswerking gaat deed ik ook reeds uit de doeken. Hoe kan het nu dat de proceswerking en niet de stoffelijke werking bij HM10 zich doet gelden. Dit moet ongetwijfeld te maken hebben met de bijzondere wijze waarop deze potentie is bereid. Het gaat niet om een afwegen van enkele nanogrammen en vervolgens een toevoegen van deze nanogrammen aan een veel grotere hoeveelheid vloeistof , maar om een stapsgewijs verdunnen , ritmisch bewegen, verdunnen , ritmisch bewegen …etc.

Dat dit tot een ander effect leidt bij vermoeide mensen moet nog door medisch weten-schappelijk onderzoek bewezen worden. Uiteindelijk heb ik uitsluitend de laatste bereiding toegediend en niet de eerste. Het is een veronderstelling dat de eerste , dus niet- gepotentieerde, bereiding niet zal blijken te werken en de tweede , gepotentieerde, bereiding wel , maar deze veronderstelling is nog niet bewezen.

Als dit bewezen kan worden is de volgende vraag waarom de tweede bereiding wel tot de proceswerking leidt en de andere niet doch dit is in feite is geen medische vraag. Hier ontbreken nl. zulke fundamentele fysische inzichten in de mogelijkheden van water dat dit probleem niet door een medicus op te lossen is. Medici kunnen alleen maar vast stellen dat het middel werkt en welke eventueel andere potenties ook nog werken , maar niet welke eventuele fysische verklaringen hieraan ten grondslag liggen.

Het feit dat reguliere artsen deze werkingsmogelijkheid uitsluiten ligt aan hun onbegrensde vertrouwen in de universele uitspraken van de huidige fysica. Deze biedt nl geen mogelijke verklaringsbasis voor de werking van potenties. Tegelijkertijd is er echter nooit bewezen dat potenties helemaal niet kunnen werken. Dit laatste berust uitsluitend op een aanname tot het tegendeel bewezen is.

Antroposofische artsen denken dat door deze bereiding het levenskrachtenlichaam van levende substanties losgeweekt wordt van de stoffelijke drager en dat het dit levenskrachten-lichaam is dat door het ritmisch bewegen en verdunnen met het oplosmiddel, d.i. bij HM10 water , verbonden blijft ook al is de uitgangsstof nog zo sterk verdund. Het zou dan de prikke-lende werking van dit levenskrachtenlichaam van het geneesmiddel op ons eigen levenskrachtenlichaam zijn die tot genezing leidt. Bij fibromyalgie bv , zou het er dan niet om gaan dat een stoffelijk geneesmiddel op het stoffelijke zieke lichaam werkt ,

maar om een levenskrachten geneesmiddel dat bij een ziekte van de levenskrachten ( fibromyalgie) , die met de gewone stoffelijke diagnostische methoden van de reguliere geneeskunde niet te begrijpen valt, zonder stoffelijke tussenkomst direct op de levenskrachten van de zieke werkt. Uiteraard niet geheel zonder stoffelijke tussenkomst , want er wordt wel degelijk iets ingespoten . Het is de , naar reguliere opvattingen, werkzame uitgangssubstantie die ontbreekt of vrijwel ontbreekt.

2 Biochemische aspecten van de Hepar Magnesium werkzaamheid
2A Algemene aspecten
Het onderstaande stukje beperkt zich tot een bespreking van de rol van magnesium in de stofwisseling. Ik ga er vanuit dat de belangrijkste werkzaamheid van dit middel van de magnesiumcomponent uitgaat en dat de begeleidende substanties een ondergeschikte, maar wellicht niet direct onbelangrijke, rol spelen. Er moet hierbij bedacht worden dat de hoeveelheid magnesiumhydroxide in 1 ampul slechts 0,4 nanogram bedraagt, waarvan het magnesiumaandeel 0.24 nanogram bedraagt terwijl de dagelijkse intake van een volwassene 250-300 mg Magnesium behoort te bedragen. Bij wintermoeheid ga ik ervanuit dat 3 ampullen volstaan oftewel 0,72 nanogram magnesium in een tijdsbestek van 2 weken. Het valt niet moeilijk in te zien dat het hier niet om een substitutietherapie kan gaan vanwege een vermeend tekort aan magnesium. De ervaring heeft geleerd dat bij enkele patienten de eerste verbetering zelfs al binnen 1 uur na de eerste injectie optreedt.

Ik kan mij hooguit voorstellen dat de werkzaamheid erop berust dat de activiteit van reeds aanwezig magnesium op de een of andere wijze vergroot wordt. Daarvoor is het nodig iets af te weten van de rol die magnesium in de biochemie speelt.

Magnesium is een intracellulair kation. De serumwaarde levert hooguit informatie over de werkzaamheid van de bijschildklier op maar geen informatie over de intracellulaire concentratie. Er bestaat op dit moment geen algemene diagnostische test om bij een individuele patient dit intracellulaire magnesium te meten. Zelfs in de Nijmeegse Radbouduniversiteit , gespecialiseerd op metabole ziektes, bleek dit bij navraag in 2010 niet mogelijk te zijn. Wel schijnt er in Devonshire, UK, een laboratorium te zijn dat beweert dit te kunnen meten en dan diverse magnesiumgerelateerde tests uitvoert voor € 500,- . Het meten van het intracellulaire magnesium is dus tot nu toe praktisch gesproken voorbehouden aan wetenschappelijke laboratoria die onderzoek doen naar magnesium.

In 2000 werd het aantal magnesiumgerelateerde functies op 350 geschat. Er bestaat echter geen overzichtswerk van de verschillende biochemische functies. Dat er geen overzichtswerk bestaat komt mogelijk omdat de aandacht voor magnesium nog maar relatief recent is. Sinds ongeveer 20 jaar is deze aandacht pas toegenomen en worden er inmiddels zelfs speciale ‘magnesium’-congressen gehouden.

De meest in het oog springende magnesiumfunctie is waarschijnlijk de rol die magnesium speelt bij de Mg-ATP complexen. Zoals bekend wordt de cellulaire energiehuishouding buiten het mitochondrium beheerst door de werkzaamheid van ATP. ATP kan middels fosforylering van substraten als koolhydraten en proteines deze substraten activeren. Deze fosforylering kan echter alleen plaatsvinden wanneer 1 ATP molekuul eerst een complex vormt met 2 magnesiummolekulen. Alleen dergelijke complexen worden door de enzymgroep van de kinases herkend. Tijdens de glycolyse, de afbraakfase van glucose tot 2 pyruvaatmolekulen die buiten het mitochondrium plaats vindt worden 4 van de 10 stappen door kinases mogelijk gemaakt en 2 overigen zijn weliswaar niet kinaseafhankelijk maar wel op een andere wijze magnesiumafhankellijk ( enolase, transmutase) . Het hiernavolgende artikel doet dit haarfijn uit de doeken. Veel leesgenoegen.

2B Magnesium in de biochemie
Bij het functioneren van magnesium kunnen 3 hoofdfuncties onderscheiden worden.
1) De rol die het speelt in de energiestofwisseling (ATP- productie, distributie en functie)
2) De rol die het via het functioneren van het ATP speelt bij diverse cellulaire pompsystemen zoals Na/K-pomp en calcium pomp.
3) De rol die het speelt in de cellulaire signaaltransductie

De rol van magnesium in de energiestofwisseling
Op dit moment lijkt de meest in het oogspringende rol van magnesium in de energiestofwisseling diens rol in de glycolyse te zijn. Magnesium maakt via een complexvorming met enkele zuurstofgroepen van de y(=eind)-fosfaatgroepen van ATP de binding van kinasen aan deze magnesium-ATP complexen mogelijk. Telkens binden 2 magnesiummoleculen 1 ATP molecule aan een kinase. Door de sterk positieve lading ( 2×2+ = 4+ ) neutraliseren zij de anders sterk negatieve lading van deze fosfaatgroepen en maken daarmee de anders onmogelijke binding toch mogelijk.

De naam ‘kinasen’ duidt op een groep enzymen die instaat zijn een dergelijke y-fosfaatgroep van een ATP-molecule af te koppelen en het aan een substraat bv aan glucose of aan een eiwit te binden. De namen van dergelijke kinasen duiden op de specifieke reactie die zij mogelijk maken bv. hexokinase, fosfofructokinase, proteïnekinase A of de onder de meeste medici beter bekendere creatinephosphokinase oftewel CPK. Het enzym hexokinase maakt bv. de koppeling van een y-fosfaatgroep aan glucose ( = een hexose) mogelijk zodat het glucose-6-fosfaat ontstaat. Dit gebeurt zodra een glucosemolecule een cel binnenkomt. Op deze wijze wordt voorkomen dat het glucose op een of andere wijze weer de cel uit verdwijnt.
Andere naamsuitgangen voor enzymen zijn bv. – mutase, – enolase, – aldolase, – isomerase.
Alleen de kinasen zijn echter in staat om ATP in ADP en Pi ( vrij fosfaat) om te zetten om vervolgens met dit Pi een substraat te fosforyleren. Heel vrij wordt dit Pi overigens niet ; he afkoppelen en aankoppelen lijkt zich in één beweging te voltrekken.

In biochemieboeken staat de aanwezigheid van magnesium vaak niet of onvolledig als voorwaarde vermeld. Wie echter weet dat een kinase alleen in aanwezigheid van magnesium kan functioneren kan door de rol van de kinasen te bestuderen indirect een deel van het magnesiumfunctioneren op het spoor komen.

Kinasen spelen een hoofdrol in de glycolyse, de gluconeogenese en de glycogenolyse. Alleen al in de glycolyse zijn 4 van de 10 biochemische stappen, waarbij een molecule glucose in twee moleculen pyruvaat omgezet wordt, kinase afhankelijk. Daarnaast zijn nog eens 2 stappen wel magnesium maar niet kinase afhankelijk. In totaal dus 6 van de 10 stappen die magnesiumafhankelijk zijn. De afbraak van vetten die uiteindelijk uitmondt in de mitochondriele b-oxydatie is, net als de citroenzuurcyclus, nauwelijks of niet kinase-afhankelijk. In een van de stappen van de citroenzuurcyclus wordt GTP mbv een kinase in GDP omgezet en in een andere stap blijkt een isocitrate-dehydrogenase ook magnesium nodig te hebben. De verschillende processen in het mitochondrium waarbij middels NADH en FADH2 uiteindelijk ATP wordt geproduceerd zouden ook wel eens magnesiumafhankelijk kunnen zijn. Het is mij nog niet duidelijk geworden of de phosphorylering van ADP ook altijd kinase afhankelijk is. Bestudering van de glycolyse toont dat het hier in ieder geval wel zo is.

Het mitochondriele ATP wordt naar buiten gepompt, of liever gezegd energieneutraal tegen ADP uitgewisseld. en komt zo in de intermembranaire ruimte; de ruimte tussen de de 2 mitochondriele membranen en van daar in de cytosol. Om vervolgens op die plekken in de cytosol te komen waar het ook nodig is moet het vervolgens getransproteerd worden. Daartoe wordt de fosfaatgroep middels creatinekinase afgekoppeld en aan het kleinere creatine gekoppeld. Dit molecule wordt vervolgens getransporteerd en op de plek van bestemming vindt de omgekeerde procedure plaats. Het magnesium is hier uiteraard weer bij betrokken en versnelt op deze wijze de beschikbaarheid van ATP in de cytosol. Aldus is het bij diverse stappen van de productie, distributie en functie van ATP betrokken. Het lijkt dus heel wel mogelijk dat een onbekende stoornis in dit functioneren tot vermoeidheidsverschijnselen zou kunnen leiden. Dat is ook inderdaad het geval bij stoornissen die bekend staat als de ‘mitochondrïele myopathieen’. Daarbij gaat het echter om ziektes, die op een mitochondrïele enzymdeficientie berusten en die een veel ernstiger, chronischer en invaliderender beloop hebben dan de wintermoeheid en winterdepressie. Ze zijn ook veel zeldzamer.

Aangezien de ATP productie niet alleen staat of valt met het mitochondrïele functioneren maar ook met de voorfase en distributiefase is het ook voorstelbaar dat de winterdepressie en wintermoeheid eerder met een falen van deze fasen te maken hebben.

Bij winterdepressie werd dit bij mijn weten echter nog nooit aangetoond. Over cvs/me is in 2008 een artikel verschenen waarbij middels biochemische metingen aangetoond werd dat er bij een onderzochte groep cvs/me-patiënten een stoornis bestond in de ATP productie die correleerde met de mate van ziekteverschijnselen. Een causaal verband werd niet aangetoond maar dit was ook niet de opzet van het onderzoek. Voorzichtigheid is hier ook geboden . Syndromen als cvs/me en fibromyalgie zijn hebben wsch een zeer heterogene pathogenese zodat de bovenstaande vondst wsch niet voor alle cvs/me patiënten zal gelden. Anderzijds kan het zeer wel zo zijn dat een deel van de cvs /me en fibromyalgie patiënten in feite uit patiënten bestaat met een miskende metabole ziekte. Uiteindelijk is de diagnostiek hiervoor nog zeer ontoegankelijk en bestaat op dit moment uit een spierbiopsie.

De rol die magnesium via het functioneren van het ATP speelt bij diverse cellulaire pompsystemen zoals Na/K-pomp en calcium pomp
De natrium/kalium pomp die de membraanpotentiaal genereert is een ATP-aangedreven pomp. Het intracellulaire ATP kan het pompeiwit alleen aandrijven in de aanwezigheid van een zgn. ATP-ase. Het ATP-ase wordt als een integraal onderdeel beschouwd van de pomp. Alle ATP-asen zijn echter opnieuw afhankelijk van de aanwezigheid van intracellulair magnesium. De pomp wordt door fosforylering geactiveerd en pompt dan 3 natriumionen uit de cytosol. Vervolgens word het pompeiwit gedefosforyleerd en pompt 2 kaliumionen terug in de cytosol. Er ontstaat zo naast een concentratieverschil van de 2 ionen tevens een elektrische gradiënt: de membraanpotentiaal. Het overschot aan extracellulair natrium vormt met de membraanpotentiaal een mogelijkheid diverse andere pompen te laten functioneren zoals de natrium-glucose, de natrium-calciumpomp en verschillende natrium-aminozuurpompen. Daarnaast zorgt de membraanpotentiaal voor de controle van het celvolume en voor de prikkelbaarheid van zenuw- en spiercellen. Meer dan één derde van het ATP gebruik van het basaalmetabolisme wordt aan deze natrium/kaliumpomp gespendeerd. Dit lijkt het reusachtige belang van deze (magnesiumafhankelijke) pomp te onderstrepen.

Een geheel ander type pompen worden gevormd door de calciumpompen. Calcium is een zgn. second messenger. Het kan elektrische impulsen in chemische impulsen veranderen doordat het, omdat het net als magnesium ook een tweewaardig kation is, zich aan eiwitten kan binden en daarmee de structuur van deze eiwitten kan veranderen waardoor ze geactiveerd of gedeactiveerd worden. Er zijn heden ten dage 3 soorten calciumtransportsystemen in de biochemie bekend.
1) Een ATP-ase afhankelijke pomp ; de zgn. Ca2+ -ATPasepomp
2) De natrium-calcium antitransporter en
3) Calciumkanaaltjes

ad1) De eerste is uiteraard direct magnesiumafhankelijk. Dat laat zich uit de naam aflezen en dat ik ook zo.
ad2) de tweede heet antitransporter omdat daarmee aangeduid wordt dat door dit transporteiwit 2 ionen ( natrium en calcium) in tegengestelde richting getransporteerd worden c.q. uitgewisseld worden. Een dergelijke antitransporter is geen pomp; is niet ATP-afhankelijk en is daardoor ongeveer 70 keer sneller dan een ATP-afhankelijke pomp.
De benodigde energie wordt geleverd door de concentratiegradiënt van natrium. Deze gradiënt is natuurlijk eerder wel door de NA/K pomp opgebouwd. Deze antitransporter is dus slechts indirect magnesiumafhankelijk. Om wat voor gradiënten het gaat is het goed te beseffen dat de intra/extracellulaire gradiënt voor magnesium een factor 2 bedraagt. voor natrium 12, voor kalium 35 en voor calcium 11000!!!. Het gaat hierbij om gemiddelde waarden voor volwassenen.
ad 3) De calciumkanaaltjes tenslotte bevinden zich in het endoplasmatisch en sarcoplasmatisch reticulum en maken een zeer snelle influx van calcium mogelijk om daarmee een impulsgeleiding te waarborgen. Dit gebeuren is magnesiumonafhankelijk.
De voorwaarden voor de ontladingen, nl de opbouw van de bovengenoemde electrochemische gradiënten van een factor 11000 was zoals ik aantoonde wel magnesiumafhankelijk.
Deze impulsgeleidingen zorgen in terminale axonen voor neurotransmitterrelease en in spieren voor contracties. Hoewel deze impulsgeleidingen dus zelf dus slechts indirekt magnesiumafhankelijk zijn is in de spieren het voorbijschuiven van de myosinefilamenten aan de actinefilamenten weer wel magnesium afhankelijk. Het voorbijschuiven wordt mogelijk gemaakt door de beweeglijke kopjes van de myosinefilamenten die als het ware over de actinefilamenten heen lopen. De beweging van die kopjes wordt bewerkstelligd door ATP en ATP-ase afhankelijke fosforylering en defosforylering. Dit gebeuren hoort in feite echter weer bij de energiestofwisseling thuis.

Al met al is de boodschap van dit hoofdstukje dat magnesium, hoewel het niet betrokken is bij de prikkeloverdracht zelf, wel intens betrokken is bij de totstandkoming van een prikkelbaarheid. Heeft dit wellicht te maken met de wolk, de mist in het hoofd waarover de wintervermoeide patiënten klagen?

De rol die magnesium speelt in de cellulaire signaaltransductie
In de biochemie speelt signaaltranductie een belangrijke rol. Hiermee wordt bedoeld dat kleine impulsen via een cascadesysteem versterkt worden en grote gevolgen kunnen hebben. Bekende signaaltransductoren zijn het cyclisch AMP, cyclisch GMP, calcium en nog anderen. Verder is bij de signaaltransductie van belang welke receptoren en G-proteinen eraan meedoen. Eenzelfde signaal kan hierdoor zowel versterkende als een afzwakkende werking hebben. Bij de signaaltransductie spelen verder de proteïnekinasen een belangrijke rol; ze treden op als First, second, third etc messenger. Zo is bv. de insulinereceptor van een spiercel een receptortyrosinekinase (First messenger) die vervolgens een proteïnekinase B activeert
( second messenger) Het menselijke genoom codeert voor ongeveer 500 van dergelijke proteïnekinasen. Ook van magnesium wordt inmiddels gedacht dat het wel eens een second messenger zou kunnen zijn. Werd er voor de negentiger jaren van de vorige eeuw nog gedacht dat de intracellulaire magnesiumconcentratie redelijk stabiel is; tegenwoordig weet men dat er grote transmembranaire in- en effluxbewegingen van magnesium plaatsvinden. Omdat kleine variaties in de intracellulaire magnesiumspiegel grote gevolgen kunnen hebben wordt er momenteel veel onderzoek gedaan naar de factoren die deze in – en efflux bepalen. Daarbij gaat de aandacht met name uit naar de eiwitfamilie TRPM’s (Transient Receptor Potential Melastatin) 6 en 7 die betrokken zou zijn bij deze magnesiumbewegingen. Dit onderzoek wordt o.a. in Nijmegen verricht.
Vooral het gezichtspunt van deze signaaltransductie zou wellicht een brugfunctie kunnen vervullen om tot een beter begrip te komen voor de werking van gepotentieerde substanties als Hepar Magnesium D10.

Het cascadesysteem laat zien dat het bij signalen minder op de kwantiteit van een stof aankomt maar vooral op het cascadesysteem dat erop reageert. Daarbij blijft natuurlijk de vraag wat het geïnjecteerde HM10 dan precies onderscheidt van de veel (10 miljard maal) grotere hoeveelheid voedingsmagnesium die kennelijk niet kan bewerkstelligen wat de HM10 wel kan bewerkstelligen. Zijn het de hulpstoffen? Treedt er een magnesium/water-complexvorming op door de potentiering? Ik moet in ieder geval toegeven: de factor 10 miljard tart iedere verbeelding.

Maar wat dacht u van de volgende vergelijking: bij een depolarisatie treedt een omkering van de membraanpotentiaal op van +70 mV naar -50mV. Je zou toch zeggen dat dit werkelijk niets voorstelt. Aangezien deze potentiaalverschillen echter over zeer dunne membranen plaats vinden heeft men uitgerekend dat het overeenkomt met een potentiaalverchil van 200.000V/cm. De polen van een Nederlands stopcontact staan 2 cm uit elkaar. Het zou toch even schrikken zijn als er geen 220 V maar 400.000V op stond. Op het Nederlandse hoogspanningsnet staat ‘slechts’ 50.000V ! Ook dit tart iedere verbeelding en toch functioneren de depolarisaties onder deze omstandigheden. Ik geef toe deze redenering bewijst helemaal niets met betrekking tot de gepotentieerde substanties maar illustreert hooguit dat de stofwisseling op onvoorstelbare wijze functioneert.

Conclusie
Het inzicht in de rol van magnesium in de stofwisseling draagt bij aan het inzicht met betrekking tot de werkzaamheid van de HM10 injecties. Hoewel het voorlopig onbegrijpelijk blijft dat de extreem kleine hoeveelheden geïnjecteerde magnesium dergelijke effecten kunnen sorteren valt de aard en de richting van de werkzaamheid met behulp van de biochemische inzichten weldegelijk beter te doorgronden. Energiestofwisseling, prikkelbaarheid en signaaltransductie zijn hier de drie kernbegrippen die leiden tot een beter inzicht in de werkzaamheid van de HM10.